bewindsclausule

De testamentaire bewindsclausule succesvol betwist

De bewindsclausule is reeds verschillende jaren een populair instrument om ook na het overlijden de controle over het vermogen te behouden. In een discussie omtrent de geldigheid van een testamentaire bewindsclausule kwam het hof van beroep te Antwerpen tot een opmerkelijk arrest.

In haar arrest, volgde het Hof immers de stelling van de langstlevende echtgenote en moeder van het gemeenschappelijke kind dat een dergelijke bewindsclausule in strijd is met de wet en dan ook voor niet geschreven dient te worden gehouden.

1. De bewindsclausule als planningsinstrument bij minderjarige kinderen

In België beschikken alle ouders in principe over het ouderlijk gezag over hun kinderen. Concreet betekent dit dat de ouders hun kind juridisch kunnen vertegenwoordigen, belangrijke beslissingen kunnen nemen in het kader van de opvoeding en gezondheid, maar ook dat zij het beheer in handen krijgen over de goederen van de kinderen, inclusief het vruchtgebruik hierop.

Bij overlijden van één van de ouders van het minderjarige kind, komt het beheer van de goederen, samen met het vruchtgebruik, toe aan de andere, langstlevende ouder en dit tot aan de meerderjarigheid van het kind.

Uit de echt gescheiden ouders kunnen zich evenwel vaak niet verzoenen met het idee dat wanneer zij overlijden en het gemeenschappelijk kind nog minderjarig is, het beheer van de erfenis volledig in handen komt van hun ex-partner. Om die reden wordt dan ook vaak gewerkt met een bewindsclausule.

Hierbij wordt het beheer van de erfgoederen uit handen gegeven aan een derde tot aan de meerderjarigheid van het kind, dan wel een door de overleden ouder specifiek bepaalde leeftijd. Een uitsluiting van het ouderlijk vruchtgenot wordt  doorgaans eveneens voorzien.

Op deze wijze wordt de langstlevende ouder volledig buiten spel gezet en vermeden dat deze enige invloed kan uitoefenen op de erfenis van diens ex-partner, dewelke toebehoort aan het gemeenschappelijke kind.

De bewindsclausule is dan ook een zeer geliefd planningsinstrument om controle uit te oefenen op de nalatenschapsgoederen bij gescheiden koppels.

2. De bewindsclausule als planningsinstrument bij meerderjarige erfgenamen

Ook voor de jaren die volgen op het bereiken van de meerderjarigheid is de bewindsclausule een vaak gebruikt vehikel om de controle over het nalatenschapsvermogen te behouden.

Vele ouders wensen immers over de grenzen van de dood heen alsnog controle uit te oefenen op het vermogen dat zij tijdens hun leven hebben opgebouwd. Het is voor velen namelijk een vrees dat het familievermogen na het overlijden op een onverantwoorde manier wordt beheerd en uiteindelijk tenietgaat.

Zo kan men bijvoorbeeld vrezen dat de erfgenaam, ondanks zijn meerderjarigheid, nog niet over de nodige maturiteit beschikt om de nalatenschapsgoederen verstandig te besteden of beleggen.

Om verkwisting en wanbeheer te vermijden wordt in de praktijk dan ook vaak gebruikt gemaakt van de zogenaamde testamentaire bewindsclausule.

Concreet wordt door de werking van zo’n clausule de erfgenaam voor een bepaalde tijd de facto onbekwaam verklaard om rechtshandelingen te stellen met betrekking tot de nalatenschapsgoederen. De erfgenaam is wel eigenaar, maar het beheer wordt in handen gegeven van een derde die ook in het testament wordt aangeduid en dit tot aan de leeftijd die door de erflater werd vooropgesteld.

Klassiek wordt er door de ouders van uitgegaan dat hun kinderen of erfgenamen pas bij het bereiken van hun 25e levensjaar over de nodige maturiteit beschikken om de geërfde gelden te besteden en beleggen. Tot die tijd blijft het bewind zoals dit werd voorzien in het testament behouden.

In de rechtsleer en rechtspraak rees evenwel meermaals de vraag of een dergelijke bewindsclausule geldig kon worden toegepast om ofwel het ouderlijk beheersrecht uit te sluiten, dan wel om een meerderjarige, handelingsbekwame erfgenaam het beheersrecht op zijn erfenis voor een bepaalde tijd te ontnemen.

Het is op deze beide vragen dat het hof van beroep te Antwerpen in het arrest van 22.03.2022 een negatief antwoord heeft gegeven.

3. Arrest van het hof van beroep te Antwerpen dd. 22.03.2022
Het testamentair minderjarigenbewind

In haar arrest stelde het Hof vast dat er sprake was van een testamentaire bewindsclausule waarin werd bepaald dat wanneer de erfgenaam minderjarig is op het moment van overlijden van de erflater, het beheer van de geërfde goederen niet in handen kwam van zijn moeder, maar wel de door het testament aangeduide persoon, met name zijn halfzus.

Het Hof volgt in haar arrest evenwel de stelling van Keyser advocaten, namelijk dat het ouderlijk beheersrecht als deel van het ouderlijk gezag steeds dient toe te komen aan de ouders en niet zomaar kan worden overgeheveld naar een ander persoon.

Samengevat stelt het Hof dan ook dat het niet mogelijk is om op grond van een bewindsclausule de langstlevende ouder uit te sluiten van het beheersrecht dat hij heeft op de goederen van het minderjarige en gemeenschappelijke kind.

Ook het beheer op de geërfde goederen dient aldus toe te komen aan de langstlevende ouder.

Het testamentair meerderjarigenbewind

Het Hof diende zich in het besproken arrest, naast het testamentair minderjarigenbewind, over het zogenaamde meederjarigenbewind: kan een erflater bij testament beslissen dat het beheer van zijn erfenis niet in handen komt van zijn meerderjarige erfgenaam, maar wel van een ander persoon?

In het bestreden testament was door de erflater namelijk opgenomen dat het beheer over de geërfde goederen ook na de meerderjarigheid van de erfgenaam zou voortduren en wel tot aan zijn 25e verjaardag.

De rechtsgeldigheid van een dergelijk beding werd in het verleden reeds betwist.

Zo zou een dergelijk testamentair bewind neerkomen op een onwettelijke handelingsonbekwaamheid, hetgeen niet is toegestaan omdat enkel de wetgever kan beslissen wanneer een meerderjarige handelingsonbekwaam is om over bepaalde goederen te beschikken.

In haar laatste arrest dd. 22.03.2022 volgt het hof van beroep deze stelling die ook door Keyser advocaten werd verdedigd.

Het Hof antwoordde terecht dat elke meerderjarige persoon geacht wordt handelingsbekwaam te zijn en de handelingsonbekwaamheid slechts een uitzondering is en deze enkel door de wetgever kan worden voorzien.

Een bewindsclausule kan dan ook op geen rechtsgeldige wijze het beheer onttrekken van de meerderjarige erfgenaam op de geërfde goederen.

4. Conclusie

De beslissing van het hof van beroep zal ongetwijfeld leiden tot heel wat betwistingen in nalatenschapsdossiers. De bewindsclausule is immers een vaak gehanteerd instrument om zoveel als mogelijk de controle over de nalatenschapsgoederen te behouden.

In hoeverre deze beslissing aanleiding zal geven tot gelijkaardige beslissingen genomen door andere Belgische rechtscolleges en eventueel een wijziging in de notariële praktijk, valt evenwel af te wachten.

Alleszins dient thans in het kader van successieplanning te worden onderzocht welke andere controlemechanismen kunnen worden voorzien in het testament, opdat ook na het overlijden de controle over het nalatenschapsvermogen behouden blijft.

Mocht u hierover verdere vragen of bemerkingen hebben, kan u ons kantoor steeds contacteren.

Arne_wouters

Auteur

Arne Wouters

Advocaat

 

      

LAAT ONS U HELPEN

Heeft u vragen over (internationale) echtscheiding, erfenis of familierecht? Keyser advocaten behandelt onder meer echtscheidingen en zaken die gaan over alimentatie, erfrecht en afstamming. Contacteer ons advocatenkantoor in Antwerpen voor een consultatie met advocaten gespecialiseerd in familierecht en familiaal vermogensrecht, in zowel binnen- als buitenland.

Gerelateerde artikelen

Wij streven ernaar om de cliënt zoveel als mogelijk te ontzorgen en een dienstverlening te bieden die zijn verwachtingen overstijgt.

VIND ONS
Amerikalei 187
2000 Antwerpen