In een recent arrest bevestigt het Grondwettelijk hof dat de feitelijke samenwoners geen recht hebben tot toegang tot één enkele rechter. Hierdoor worden de feitelijke samenwoners benadeeld. Bij het uit elkaar gaan van de partners dienen zij diverse procedures voor verschillende rechters op te starten om zowel een regeling voor de kinderen te treffen als voor de gezamenlijke eigendom. Zij kunnen immers niet al hun vorderingen voorleggen aan de familierechter zoals gehuwden dat doen.
Het Grondwettelijk Hof stelt dat de wetgever rekening mag houden met het gegeven dat de feitelijke samenwoning geen geïnstitutionaliseerde samenlevingsvorm is evenals met het feit dat de samenwonende partners er uitdrukkelijk voor kiezen niet door de wettelijke samenwoning of door het huwelijk te worden verbonden. Het Hof gaat ervan uit dat de partners de voor- en nadelen van de ene en de andere samenlevingsvorm kennen en de juridische gevolgen van hun keuze aanvaarden.
Deze redenering kan dan ook doorgetrokken worden naar de andere aspecten die de partnerrelatie omvatten, zoals de persoonlijke onderhoudsplicht tussen partners die wel geldt voor gehuwde stellen en niet voor louter samenwonende stellen. Het al dan niet vormen van een duurzaam gezin is dan ook niet de kern toch wel de mate van solidariteit die partners formeel organiseren binnen hun relatie.