Dat elke ouder in principe financieel moet bijdragen aan de opvoeding en opleiding van een kind, spreekt voor zich. Dit gebeurt in de meeste gevallen in verhouding met het vermogen van de ouder. Over welke kosten gaat het dan precies?
Gewone versus buitengewone kosten
De gewone kosten of ook wel verblijfsgebonden kosten worden door iedere ouder zelf gedragen voor de periode dat het kind bij hem of haar verblijft. Het kan inderdaad voorkomen dat er een aanzienlijk verschil bestaat tussen de inkomens van de ouders en dat de omstandigheden bij beiden thuis dan ook anders zijn. In dat geval kan het recht op een gelijkwaardige levensstandaard van de kinderen in het leefmilieu van beide ouders ertoe leiden dat de ene ouder de andere ouder een onderhoudsbijdrage verschuldigd is, ook bij verblijfsco-ouderschap.
De buitengewone kosten daarentegen worden gedragen door beide ouders, maar op basis van hun vermogen. Op 22 april 2019 werd een lijst van buitengewone kosten bij Koninklijk Besluit vastgelegd. Daarvoor bestond er al een vaste lijst die door de familierechters werd gebruikt, maar deze kon verschillen per rechtsgebied.
Wat ons opviel in de nieuwe lijst van buitengewone kosten
1. Kinderopvang
De nieuwe lijst is een kind van zijn tijd. Kosten voor kinderopvang voor kinderen van 0 tot 3 jaar werden immers in de lijst opgenomen, waaruit we kunnen afleiden dat er standaard wordt van uitgegaan dat beide ouders buitenshuis werken.
2. In het buitenland studeren
Steeds meer jonge studenten gaan tijdelijk of voor langere tijd in het buitenland studeren. Deze kosten, inclusief de kosten voor een studentenkamer, worden voortaan beschouwd als buitengewone kosten. Een weigering van dergelijke kosten door één van de ouders zal voortaan wellicht niet meer gemakkelijk worden aanvaard door een familierechter. Op kot verblijven en in het buitenland studeren lijkt meer en meer een verworven recht voor studenten die nog ten laste zijn van hun ouders.
3. Openbaar vervoer en cursussen
Het valt ons op dat abonnementen voor het openbaar vervoer niet langer deel uitmaken van de lijst. Ook cursussen in de middelbare opleiding werden geschrapt. We stellen ons de vraag welke ouder deze kosten dan op zich zal moeten nemen en welke verantwoording hiervoor bestaat.
Om discussies tussen ouders te vermijden?
Dat deze lijst wettelijk werd vastgelegd om discussies tussen ouders te vermijden, is enerzijds een goede zaak, maar het roept anderzijds ook wat vragen op. Er zullen immers altijd discussies tussen ouders blijven bestaan, zelfs wanneer het gaat over noodzakelijke uitgaven zoals de kosten voor opvang en onderwijs. De financiële situatie van een ouder en zijn of haar persoonlijke visie op de opvoeding en opleiding kan namelijk sterk verschillen van die van de andere ouder en leiden tot onenigheid.
Zeker inzake kinderopvang en onderwijs kan het kostenplaatje zeer uiteenlopend zijn. Denk maar aan het verschil tussen een gesubsidieerde kinderopvang in een crèche die 100 euro per maand kost en een professionele nanny in huis die snel 5.000 euro per maand kost. Of aan de keuze tussen gesubsidieerd onderwijs van ongeveer 500 euro per jaar en niet-gesubsidieerd onderwijs, al dan niet met een buitenlands verblijf, met een kostprijs van 10.000 tot 50.000 euro per jaar.