Wat als een koppel een fertiliteitstraject inzet doch voorafgaand aan de terugplaatsing van de embryo’s besluit om uit elkaar te gaan. Kan een individuele ouder desgevallend aanspraak maken op de embryo’s of meer nog hebben de embryo’s zelf eventuele rechten? Dit vraagstuk kwam recent aan bod in een spraakmakende Amerikaanse rechtszaak. De Superior Court van Los Angeles oordeelde hierbij dat de biologische vader (spermadonor) niet zonder toestemming van de biologische moeder (eiceldonor) over de embryo’s kan beschikken.
Naar Belgisch recht is het statuut van het menselijke leven voorafgaand aan de geboorte erg omstreden. Kan een embryo gekwalificeerd worden als een rechtssubject, net zoals een mens, of eerder als een bijzondere vorm van een rechtsobject. In ons rechtssysteem geldt de infans conceptus-regel, deze regel houdt in dat een kind vanaf de verwekking als rechtsobject wordt beschouwd waardoor het een zekere mate van bescherming geniet.
Dit houdt evenwel niet in dat een embryo zonder meer het recht heeft om geboren te worden. De bescherming betreft meer de wijze waarop een embryo dan wel een foetus behandeld wordt. Een embryo dan wel een foetus zijn als het ware een bijzonder beschermenswaardig rechsobject. Dit houdt in dat de omgang met zulke bijzondere rechtsobjecten dan ook een integere houding vergt. In dit kader rijst de vraag of een kind een schadevergoeding kan claimen van zijn moeder dan wel draagmoeder voor grove fouten tijdens de zwangerschap dewelke de gezondheid van het kind hebben aangetast. Hierbij denken we aan de omstreden problematiek van drank of drugsmisbruik tijdens de zwangerschap.
In geval een wensouder evenwel, na het uit elkaar gaan met zijn partner, tegen de wens van deze laatste in besluit om een embryo niet langer te laten terugplaatsen, wordt in eerste instantie teruggevallen op de contractuele afspraken die de wensouders hebben gemaakt bij de opstart van het fertiliteitstraject. Vervolgens kan een bemiddelingstraject worden aangeboden om te kijken of partijen alsnog tot elkaar kunnen komen. Wanneer dit evenwel geen uitkomst biedt, zou de vraag aan de rechter voorgelegd kunnen worden waarbij een afweging wordt gemaakt tussen enerzijds de schade die de embryo lijdt door niet geboren te worden en de schade die de wensouder lijdt door na voltooiing van het gehele fertiliteitstraject uiteindelijk geen kans op een kind te hebben en anderzijds het recht van de andere ouder om geen ouder te willen zijn van de embryo.
In lijn met de Belgische wetgeving evenals de internationale rechtspraak is de kans zeer beperkt dat de rechter een enkele ouder toelating zou verlenen om de embryo, al dan niet met tussenkomst van een draagmoeder, terug te plaatsen. Anderzijds lijkt het niet onbillijk dat de rechter een schadevergoeding zou opleggen wanneer één ouder plots en zonder aanvaardbare reden besluit om de embryo niet terug te plaatsen. De andere ouder heeft vaak immers wel bijzondere inspanningen en financiële middelen ingeleverd voor het fertiliteitstraject.
Mocht u verdere vragen hebben over dit onderwerp kan u ons kantoor steeds contacteren.